9. Balans met toelichting

 balans jv17 20 juni 2018

hf 24

Waarderingsgrondslagen

 

Materiële vaste activa

Conform het BBV hebben we de op de balans opgenomen activa gewaardeerd op de historische verkrijgingsprijs, verminderd met eventueel ontvangen bijdragen en gecumuleerde afschrijvingen. De afschrijvingen zijn gebaseerd op de verwachte nuttigheidsduur. In geval van duurzame waardeverminderingen worden activa afgewaardeerd.

De activa bestaan zowel uit investeringen met een economisch nut, als uit investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut. Onder activa met een meerjarig maatschappelijk nut worden verstaan: investeringen in aanleg en onderhoud van (inrichting) wegen, waterwegen; civiele kunstwerken, groen en kunstwerken.

Eind 2017 is de herziene Nota Waarderings- en afschrijvingsbeleid 2016 vastgesteld. Deze nota treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2017.

Investeringen met een verkrijging- of vervaardigingprijs lager dan het drempelbedrag worden niet geactiveerd, maar direct ten laste van de exploitatierekening gebracht, tenzij anders besloten. Dit om te voorkomen dat er relatief hoge beheerskosten worden gemaakt. Afwijkingen van deze regel in het verleden worden niet gecorrigeerd.

 

Als drempelbedrag wordt gehanteerd:

  • Investeringen met economisch nut en afschrijvingstermijn minder dan 8 jaar: € 10.000.
  • Investeringen met economisch nut en afschrijvingstermijn 8 jaar en langer: € 25.000.
  • Investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut: € 150.000.

Uitgezonderd gronden en terreinen. Deze worden altijd geactiveerd.

Er kan rente worden geactiveerd.

De afschrijvingen berekenen we per investering op basis van:

  • de looptijd
  • het rentepercentage
  • de afschrijvingsmethode die we voor die investering toepassen

Conform artikel 10 van de financiële verordening (Gemeentewet, artikel 212), gelden binnen de gemeente Assen voor de afschrijvingsduur (levensduurverwachting), voor materiële vaste activa, vastgestelde termijnen.

Per activagroep is een bandbreedte bepaald:

hf 25 

De gehanteerde afschrijvingstermijnen van investeringen in 2017 zijn, op één investering na, conform de vastgestelde bandbreedte per activagroep verwerkt.  

De investering in mobiele telefonie wordt, in afwijking op de vastgestelde bandbreedte Machines, apparaten en installaties van 3 tot 20 jaar, in twee jaren afgeschreven.

 

Een investering van € 17.514 voor cameratoezicht op De Werf is voor een lager bedrag dan het vastgestelde drempelbedrag van € 25.000 voor Bedrijfsruimten geactiveerd. Op het moment van activeren (juli 2017) werd nog uitgegaan van een drempelbedrag van € 10.000. Eind 2017 is, met terugwerkende kracht tot 1 januari 2017, het drempelbedrag verhoogd naar € 25.000 voor deze investeringen. Deze investering is niet met terugwerkende kracht gecorrigeerd.

Activa met een gebruiksduur van minder dan 8 jaar kunnen zowel lineair als annuïtair worden afgeschreven. Activa met een gebruiksduur van 8 jaar en langer worden middels de annuïtaire methode afgeschreven. Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven.

De waardering van de vaste activa is gebaseerd op de verkrijgingsprijs (art. 61, lid 1 BBV), verminderd met bijdragen van derden en de afschrijvingen.

 

Verkrijgingsprijs

De verkrijgingsprijs omvat de inkoopprijs en de bijkomende kosten.

Bij investeringen met een meerjarig economisch nut geldt dat verminderingen over gehele looptijd (lineair) gecorrigeerd worden met de berekende afschrijvingslasten.

 

Restwaarden

Er wordt rekening gehouden met een restwaarde voor alle gemeentelijke vastgoedobjecten. De restwaarden worden op het moment van activeren bepaald. Dit is van toepassing op de waardering van de balansposten gronden en terreinen, woonruimten en bedrijfsruimten. Voor het bepalen van de restwaarde wordt een berekeningsmethodiek toegepast. 

De gehele vastgoedportefeuille is onderverdeeld in vijf hoofdcategorieën, te weten: woningen, kantoren met een bruto vloeroppervlakte kleiner dan 1.000 m², scholen, wijk- en buurtcentra met een bruto vloeroppervlakte kleiner dan 1.000 m², sportcomplexen en overige vastgoedobjecten. 

Per categorie is een specifieke berekeningsmethodiek van toepassing om de restwaarde te bepalen. De toegepaste methodieken zijn de volgende:

  • Woningen: 75% van de WOZ-waarde
  • Kantoren (bruto vloeroppervlakte kleiner dan 1.000 m²).
  • Bruto vloeroppervlakte * € 80 * 7 jaar.
  • Scholen/wijk- en buurtcentra (bruto vloeroppervlakte kleiner dan 1.000 m²): 25% van de stichtingskosten.
  • Sportcomplexen: Grondoppervlakte * € 10* verhoging (1,5% per jaar bij investeringen van voor 2003; 0,5% per jaar bij investeringen vanaf 2003. Beide over een periode van 40 jaar).
  • Overige vastgoedobjecten: Aanschafwaarde grond * verhoging over een looptijd van 40 jaar (1,5% per jaar voor investeringen van voor 2003; 0,5% per jaar voor investeringen vanaf 2003). Op DNK is een percentage van 1,5% van toepassing. 
  • Indien er geen, of geringe, aanschafwaarde grond in de administratie staat, wordt uitgegaan van € 40 per vierkante meter. Op de restwaarde is wel rentecalculatie van toepassing. Restwaarden worden niet toegepast op noodlokalen, inventaris en installaties.

Op basis van historische gegevens kan worden gesteld dat gemeentelijke voertuigen altijd een restwaarde hebben. Deze wordt gesteld op 5% van de verkrijgingsprijs.

De erfpachtgronden bij het Grondbedrijf zijn gewaardeerd op de verkoopwaarde waarop de canon of de afkoop van de canon zijn gebaseerd.

De strategische gronden zijn in principe gewaardeerd tegen (agrarische) marktwaarde.

 

Financiële vaste activa

De financiële vaste activa zijn gewaardeerd tegen nominale waarde. De waardering is gebaseerd op de historische kostprijs c.q. aanschafprijs, verminderd met - voor wat betreft de geldleningen - de aflossingen op geldleningen. Indien de marktwaarde duurzaam lager is dan de verkrijgingsprijs, wordt ze afgewaardeerd tegen de marktwaarde.

 

Voorraden

De gronden worden gewaardeerd tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs (art. 63 BBV), vermeerderd met de toegerekende beheerskosten en verminderd met de gerealiseerde verkopen en eventuele voorzieningen.

De voorraden (grond- en hulpstoffen en onderhandenwerk) bij het Grondbedrijf zijn gewaardeerd tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs of, indien deze lager is, de marktwaarde. De boekwaarden van de afgesloten exploitaties zijn overeenkomstig de te verwachten opbrengsten bij de destijds afgesloten complexen.

De ramingen zijn gebaseerd op calculaties per complex. De raming van het eindresultaat is op basis van eindwaarde. Voor het nog te realiseren negatieve resultaat is een voorziening getroffen.

 

Uitzettingen

De vorderingen worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Waar sprake is van een risico op oninbaarheid, is een voorziening getroffen en is dit risico afgetrokken van de nominale waarde.

 

Liquide middelen

De liquide middelen worden tegen nominale waarde gewaardeerd.

 

Eigen vermogen/reserves

De reserves zijn onderverdeeld in een algemene reserve en bestemmingsreserves.

Algemene reserves zijn reserves waaraan geen specifieke bestemming is gegeven, terwijl dit bij bestemmingsreserves wel het geval is.

 

Resultaat

De baten en lasten worden toegerekend aan het jaar waarop ze betrekking hebben. Baten worden slechts genomen voor zover ze op de balansdatum gerealiseerd zijn. Verliezen en risico’s die hun oorsprong vinden voor het einde van het boekjaar worden in acht genomen als zij voor het opmaken van de jaarrekening bekend zijn. Personeelslasten worden toegerekend aan het jaar waarop ze betrekking hebben. Vakantiegelden en verlofaanspraken worden toegerekend aan het jaar waarop de uitbetaling plaatsvindt.

De opbrengst eigen bijdragen Wmo en Jeugdzorg loopt via het CAK. De bedragen in de jaarrekening zijn gebaseerd op de opgave van het CAK. Over de volledigheid en juistheid bestaat nog onzekerheid door achterstanden bij het CAK.

Het resultaat wordt bepaald op basis van het stelsel van baten en lasten. Het programmaresultaat voor bestemming komt voort uit het saldo van lasten en baten uit de programma’s voor bestemming en de doorgevoerde correcties. Het resultaat na bestemming ontstaat door toevoeging aan en onttrekking uit de betreffende bestemmingsreserves.

 

Voorzieningen

Volgens het BBV mogen voorzieningen worden gemaakt in de volgende drie gevallen:

­ Er zijn verplichtingen en verliezen waarvan we de hoogte op de balansdatum niet zeker weten, maar wel redelijk kunnen inschatten.

­ Er zijn op de balansdatum risico’s die kunnen leiden tot verplichtingen of verliezen, waarvan we de hoogte al redelijk kunnen inschatten.

­ We moeten in de toekomst kosten maken. We mogen alleen een voorziening maken, als de kosten voor de balansdatum ontstonden en de voorziening bedoeld is om de lasten gelijk te verdelen over een aantal begrotingsjaren.

Voorzieningen worden gevormd tegen nominale waarde, behalve de APPA-voorziening, die is gewaardeerd tegen actuariële waarde.

 

Vaste schulden

De leningen zijn gewaardeerd tegen nominale waarde. Het bedrag van de aflossingen die binnen een jaar vervallen, is niet afzonderlijk onder kortlopende schulden opgenomen. Vaste schulden zijn schulden waarvan de rente één jaar of langer vast staat.

 

Kortlopende schulden

De kortlopende schulden zijn gewaardeerd tegen nominale waarde.

 

Vennootschapsbelasting

Op basis van het BBV mogen geen latenties gevormd worden. Tot nu toe doet de belastingdienst geen definitieve uitspraak over de wijze waarop de vennootschappelijke belasting bepaald en opgenomen dient te worden. Hierdoor is sprake van een onzekerheid.

 

Garant en borgstelling

De garant- en borgstellingen worden in de bijlage niet uit de balans blijkende verplichtingen tegen de nominale waarde opgenomen.

 

Balansaanpassingen per 1 januari 2017

In de beginbalans per 1 januari 2017 zijn aanpassingen doorgevoerd ten opzichte van de balanscijfers per 31 december 2016. De balanstotalen Activa en Passiva zijn door deze aanpassingen niet veranderd. 

Bovendien hebben, als gevolg van het in formele zin moeten volgen van het BBV en eigen richtlijnen, een aantal verschuivingen plaatsgevonden.

Eindbalans - beginbalans

Gepresenteerde cijfers eindbalans 31 december 2016 ten opzichte van beginbalans 1 januari 2017: (bedragen * € 1.000).

Materiële vaste activa

De presentatie van de materiële vaste activa is op een aantal onderdelen gewijzigd. Per saldo hebben deze mutaties geen invloed op de totale boekwaarde van de Materiële vaste activa.

De boekwaarde van een aantal onder 1.2 genoemde investeringen verband houdend met heffing waren nog geclassificeerd als overige investeringen met economisch nut. De boekwaarde 1 januari 2017 is daarom € 4.035 hoger dan de gepresenteerde boekwaarde bij de jaarstukken 2016.

De boekwaarden van Activa in aanbouw (onderhanden projecten) zijn verdeeld over de verschillende activasoorten. Dit wijkt af van de presentatie in de jaarstukken 2016, waar de onderhanden werken nog volledig op Overige materiële activa was gepresenteerd.

De boekwaarden op 1 januari 2017 van de investeringen zijn conform de in 2017 vastgestelde Nota Waarderings- en afschrijvingsbeleid ingedeeld naar de verschillende voorgeschreven activasoorten. De boekwaarden op 1 januari 2017 op de onderdelen 1.3 Overige investeringen met economisch nut en 1.4 Overige investeringen met maatschappelijk nut wijken derhalve af van de gepresenteerde balans in de jaarstukken 2016.

Verschuivingen

Verschuivingen in de balans als gevolg van het BBV- en eigen richtlijnen:

Uitzettingen rentetypische looptijd/Overlopende activa

In de presentatie op 1 januari 2017 is een bedrag van € 12.871 onder Uitzettingen rentetypische looptijd korter dan een jaar opgenomen. Dit betreft de vordering op de Belastingdienst vanwege de BCF-aangifte 2016. In de jaarstukken 2016 stond deze vordering nog opgenomen onder Overlopende activa. De vordering op de Belastingdienst vanwege de BCF-aangifte 2017 van € 13.505 is meegenomen in het saldo per 31 december 2017 onder Uitzettingen met een rentetypische looptijd korter dan een jaar.

Overlopende activa en passiva

Met ingang van de jaarstukken 2017 zijn de nog te ontvangen en betalen bedragen en vooruit ontvangen en vooruitbetaalde bedragen aan overheden (onder andere Rijk, gemeenten, provincies en gemeenschappelijke regelingen) op een andere wijze gepresenteerd. Hierdoor zijn enkele verschuivingen tussen de standen van 31 december 2016 en 1 januari 2017 opgetreden. Per saldo hebben deze mutaties geen invloed op de totalen van de overlopende activa en passiva.

Niet uit de balans blijkende verplichtingen

In de jaarstukken 2016 was een bedrag van € 4.732 als gewaarborgde leningen opgenomen. Op basis van nieuwe opgaven is gebleken dat deze gewaarborgde leningen volledig in 2016 zijn afgelost of omgezet in een garantstelling bij de Bank Nederlandse Gemeenten.

Onder de garantstellingen was in de jaarstukken 2016 een bedrag van € 33.316 opgenomen. Deze leningen vallen onder de geborgde leningen door WSW. WSW is nog nooit aangesproken op de borg en schat het risico van de gemeenten en het Rijk in als zeer klein, of zelfs theoretisch. In de toelichting op de balans hebben we een overzicht opgenomen van alle geborgde leningen WSW. Vanwege het minimale risico hebben we de post garantstellingen neerwaarts bijgesteld tot het bedrag waarvoor de gemeente direct en voor 100% garant staat. Dit betreft een garantstelling aan Stichting Zorggroep Drenthe van € 2.421 (restant hoofdsom per 31 december 2017).

De gemeente staat tevens garant voor de verstrekte kredieten aan cliënten door de GKB. Het bedrag waarop het GKB per 31 december 2017 eventueel een beroep zou kunnen doen bedraagt € 366. (stand mei 2017: € 472). 

 

 toelichting balans

 pdfBekijk de toelichtende tabellen op de balans als pdf245 KB

 

Toelichting op de balans

(bedragen * € 1.000) 

Materiële vaste activa: overige investeringen met economisch nut; gronden en terreinen: strategische gronden

Betreft de waardering van twaalf complexen.           Eind 2017 bedraagt de totale boekwaarde van deze complexen € 79.114. Hiervoor is een voorziening getroffen van € 55.255. De balanswaarde per 31-12 bedraagt € 23.860.

Voorraden: onderhanden werk (bouwgrond in- & afgesloten exploitatie) 

Lopende exploitaties/bouwgrond in exploitatie

Betreft 13 lopende exploitaties met betrekking tot saneringen reconstructie van gebieden, complexen voor woningbouw - en voor kantoren en bedrijven etc. Eind 2017 bedraagt de totale boekwaarde van deze complexen € 71.540. Hiervoor is een voorziening getroffen van € 51.858.  De balanswaarde per 31-12 bedraagt € 19.683.

Afgesloten exploitaties

Betreft nog tien complexen met restgronden, waarbij zeven complexen op 31 december 2017 een boekwaarde hebben die gelijk is aan de balanswaarde van € 2.191.

Raming bouwgrond in exploitatie

De ramingen zijn gebaseerd op calculaties per exploitatie exclusief indexatie en rente, het resultaat is op basis van netto contante waarde. Voor het nog te realiseren negatieve resultaat is een voorziening getroffen.

Uitzettingen rente typische looptijd < 1 jaar: uitzettingen in 's Rijks schatkist met een looptijd korter dan een jaar 

Op basis van de Regeling schatkistbankieren decentrale overheden heeft de gemeente Assen in totaal een bedrag van € 25.984 aan publieke gelden aangehouden bij het ministerie van Financiën. Hiervan is in 2017 weer € 25.984 naar onze werkrekening bij de BNG overgeboekt. Per saldo heeft de gemeente Assen op 31 december 2017 nog een bedrag van € 0 aan publieke middelen aangehouden bij het ministerie van Financiën.

Vlottende passiva: vlottende schulden rente typische looptijd korter dan een jaar

De volgende kredietfaciliteiten waren in 2017 van toepassing: Rekening Courant BNG € 29.000 en ABN AMRO Bank € 0

Toelichting: 

Door WSW geborgde leningen

WSW neemt de betaalverplichtingen voor een lening over wanneer de corporatie (ondanks de voordelige financieringsvoorwaarden) de rente en aflossing op een door WSW geborgde lening niet meer kan betalen. Alleen als WSW de betaalverplichting niet uit de overige buffers in de zekerheidsstructuur kan voldoen, moeten Rijk en gemeenten bijspringen. Op grond van hun rol moeten zij in dat geval renteloze leningen aan WSW verstrekken, en wel onder de volgende afspraken:

- Het Rijk verstrekt in alle gevallen de helft (=50%) van de renteloze leningen.

- De zogenoemde ‘schadegemeenten’ verstrekken samen een kwart (=25%) van de renteloze leningen. De schadegemeenten zijn de gemeenten die vermeld zijn in de  leningen waarvoor de WSW de betaalverplichting overneemt.

- Alle gemeenten die achtervang zijn van de WSW (met inbegrip van de schadegemeenten) verstrekken samen het resterende kwart (=25%) van de renteloze leningen.

De WSW is nog nooit aangesproken op de borg en schat het risico van de gemeenten en het Rijk in als zeer klein, of zelfs theoretisch.

Schatkistbankieren

Het drempelbedrag voor schatkistbankieren in 2017 is € 2,9 miljoen.

Het bedrag van de overschrijding van het drempel bedrag, conform de berekening artikel 2, lid 4, van de Wet financiering decentrale overheden door de gemeente Assen in ieder kwartaal van 2017 buiten ’s Rijks schatkist is aangehouden, is nihil. 

 

Arbeidsgerelateerde verplichtingen

Twee medewerkers hebben schade geleden tijdens de uitvoering van werkzaamheden. In één geval is een formele aansprakelijkstelling ontvangen. In het tweede geval is nog geen sprake van een formele aansprakelijkstelling. In beide gevallen is ten tijde van het afsluiten van de jaarrekening niet bekend of dit in de toekomst tot financiële verplichtingen zal leiden. Daarom is het treffen van een voorziening niet aan de orde, maar wordt volstaan met het melden van dit risico als niet uit de balans blijkende verplichting.

 

Gebeurtenissen na balansdatum

Tussen het einde van het boekjaar en de vaststelling van de jaarrekening hebben zich geen gebeurtenissen voorgedaan, die van belang zijn voor het inzicht van de financiële positie van de gemeente Assen en die niet zijn verwerkt in deze jaarrekening.